-
1 decimal
adj. decimaal, tiendelig--------n. decimaal, een tiende breukdecimal1[ dessimməl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————decimal2♦voorbeelden:1 decimal place • decimaal, cijfer achter de kommadecimal point • decimaalpunt/teken, kommago decimal • overgaan op het decimale muntstelsel -
2 recurring decimal
-
3 recur
v. terugkomen; herhalen; opnieuw verschijnen1 terugkomen ⇒ terugkeren, zich herhalen♦voorbeelden:our first meeting recurred to my mind • onze eerste ontmoeting kwam me weer voor de geest -
4 repeat
adj. herhalend--------n. herhaling--------v. herhalen; nazeggen; opzeggenrepeat1[ rippie:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————repeat2♦voorbeelden:repeating rifle • repeteergeweerII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 herhalen♦voorbeelden:repeat an order • nabestellen -
5 repeater
n. herhaler; recidivist; opzegger; repetitiehorloge; repeteergeweer; repeterende breuk[ rippie:tə] -
6 repeating decimal
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский